Vier jaar en tien kilo ongeluk

Een klas hoger zat een jongen met één been aan zijn lijf en drie wielen aan zijn scooter. Het was de tijd van de krakelingenprints, Australians en omafietsen. Je was vet stoer als je zonder winterjas naar buiten ging. Maar dat deed ik niet; ik had er een hekel aan om het koud te hebben. Een jas was overigens gewoon noodzaak: ik had iets nodig om mijn Walkman in te stoppen. Red Hot Chili Peppers en Temple of the Dog schreeuwden dwars door de eerder opgenomen jaarmixen van Ben Liebrand heen. Bij gebrek aan geld gebruikte ik mijn cassettebandjes soms wel vier keer opnieuw. Dat deed afbreuk aan de kwaliteit, maar ach: het werkte wel aardig.

Drempelvrees

Buiten pruttelden de Puchjes, Cita’s en buikschuivers voorbij. Ik snoof de benzinedampen op. Vond ik heerlijk ruiken. De fiets waarop ik reed was van een degelijk kaliber; zo een zonder versnellingen en met een terugtraprem. Elke dag weer door de regen en bij ijzel op mijn bek in het fietstunneltje. Eenmaal bij school aangekomen was ik misselijk. Het moment waarop ik daadwerkelijk het lokaal instapte, vond ik het ergst. Dan was er geen weg meer terug. Ik moest die kloteklas in, met die kutkinderen met hun kutkleren en hun kutspullen, die ik niet had.

Gruwel

Terwijl de natte regenjassen over de verwarming hingen te meuren, moesten de boeken er weer bijgehaald worden. Tien kilo ongeluk in een rugtas met gescheurde hengels. Lekkage in mijn etui. Een volgekalkte tekendoos. Deodorant. Bruin geworden gruwel in een boterhamzakje. Tegen het middaguur verdween dat in de prullenbak en lunchte ik met een speculaas of sprits, die ik voor een dubbeltje en later een kwartje kocht in de kantine. Bekertje prik uit de automaat erbij.

Karbonkel

In de pauze stond ik buiten, bij de ingang van de oudbouw. Daar werd gerookt. Ik rookte Van Nelle en was van kamp Pearl Jam. Voor wie überhaupt niet van de gitaarmuziek was, viel er te kiezen uit hiphop en r&b, eurodance en hardcore. Ik kon de hele pauze en ver daarna bezig zijn met die puist op mijn kin. Ik had er hard in geknepen en aan gekrabd, waardoor ik rondliep met een belachelijk grote, kloppende, aandachtstrekkende karbonkel.

Telefooncel

Na een dag van werkstukstress, gebroken figuurzaagjes, inktvlekken, spreekbeurtangst en minpunten, ontspande ik graag. Ik zocht in het telefoonboek naar de familie Scheetjes, Poepjes, Plas en Spook. En die belde ik dan vanuit de telefooncel. Gierend hing ik weer op zodra duidelijk klonk dat mijn geintje niet werd gewaardeerd. Op saaie momenten verfde ik mijn haren ook wel eens met tien jaar oude waterverf. Die vond ik in de speelgoedkamer, tussen de knikkers en bordspellen. Dan had ik naast een dag blauwe en groene plukken vooral een gênant verkleurde nek. Ik loog dat het geen waterverf was geweest.

Pacifist

Op televisie zag ik rimpelbadpakken en Linda de Mol en andere bekuifte trutjes met schoudervullingen. Mijn ogen deden zeer van Oilily, Tommy Hilfiger en NAF NAF.  De naveltruitjes aan veel te mooie meisjeslijven verdroeg ik slecht. Ik liep er in een felgekleurde tuinbroek, met kisten, een legerjas en een neuspiercing doorheen. Later kreeg ik last van gewetenswroeging, want pacifist als ik was, wilde ik bij nader inzien helemaal geen ‘militaire dingen’ dragen. Ik ging voor meer wit en zwart.

Stank

De geuren waren niet te harden. Musk van Miss Sporty was natuurlijk ronduit ranzig, net als dat de jongens met hun favoriete Amando-kleurtje gruwelijk stonken.  Indian Summer van Priscilla Presley. Alle rommel van Yves Rocher. De naar Dufties en liklolly ruikende deodorant van Voque. En zweet. Overal en altijd die zweetlucht. Vers, oud, angst en geil. Ik spoot eens deo op als parfum, maar kreeg daar rode vlekken van. Ik moest dat soort dingen geprobeerd hebben, ook en vooral tegen beter weten in.

Broodje aap

En dan waren er nog de mythen. Van Filet americain kreeg je wormpjes. Een frikandel was van koeienogen gemaakt. Van televisiekijken in het donker werd je blind. Als je rookte met kauwgom in je mond kreeg je meteen kanker. Dronk je Baileys met tonic, dan groeide er een steen in je maag. En stuurde je die kettingbrief niet verder? Dan ging je dood. Heel normaal allemaal.

Bubbel

Tijdens de reünie wist niemand wie ik was; ik had nooit eindexamen gedaan. Zelfs de leraar Nederlands die mij eerder tienen voor mijn boekbesprekingen had gegeven, herkende mij niet. Ook deed ik nooit mee aan de talentenshow of welke schoolcompetitie dan ook. Ik voelde me compleet overbodig. Totdat ik mij realiseerde dat de middelbareschooltijd gewoon een grote bubbel was. Een zeepbubbel die uit elkaar spatte als je eraan zat. Daarom blaas ik tegenwoordig mijn eigen bellen en vaar ik weg op het schuim dat ik achterlaat.

Een verademing.