Stronteigenwijs

Ik zeg het meerdere malen per dag tegen mezelf: ‘Doe het niet.’ En toch doe ik het altijd. Dus ook deze maand heb ik van alles vies en stukgemaakt. Verrassend.

Wanneer ik mijzelf in drie woorden moet samenvatten – het zal je verbazen hoeveel mensen dit vragen en denken dat het heel verrassend is om elkaar zo ‘te leren kennen’, noem ik, als ik daar zin in heb, in willekeurige volgorde: onhandig, eigenwijs, ongemakkelijk. Ik schaaf me allang niet meer aan de rafelranden van het leven; ik poets mij er juist aan op.

De meest ongemakkelijke dag van de maand. Het was buiten nat – want regenachtig. Overal lag troep, van gevallen bladeren tot verse modder. Ik besloot dat het een hele handige dag was voor het dragen van mijn witte sneakers. Nou ja, eigenlijk paste wit gewoon het beste bij de outfit die ik aanhad. Omdat ik geen zin had om mij om te kleden – ja doei, mijn haar zat net goed – trok ik volledig tegen beter weten in die witte schoenen aan.

Alles verliep volgens plan. Ik lette bij mijn wandeling richting het station goed op en probeerde zo te voorkomen dat ik in plassen of hondendrollen stapte. Aangenaam verrast door mijn oplettendheid. ‘Focus, Irene. Focus.’ Bij letterlijk de laatste stap ging het dan toch mis. Het gebeurde op die klotetrap naar het perron. De trap die ik sinds ik er dagelijks gebruik van maak, al verfoei.

Ik dacht me te verstappen. Dat heeft te maken met iets in mijn evenwicht, of…gewoon onoplettendheid. Dat kan ook. Ik zag de frontale val al helemaal voor me en corrigeerde nog even snel mijn stap. Ik voelde hoe mijn witte sneaker schuurde langs de troep die vastgeplakt zat aan het beton waaruit de trap gegoten was. Ik durfde bijna niet te kijken. Deed het toch. Een bruine veeg op de neus. Een veeg die eruitzag als verse stront.

Gedurende de treinrit van bijna twintig minuten heb ik non-stop naar mijn bevuilde schoen gekeken. Ik raakte zowel geïrriteerd als gefascineerd door de vieze veeg. Op Amsterdam Centraal had ik tien minuten overstaptijd. Bij Julia’s pikte ik een paar servetten en poetste hiermee, vreemd voorover hangend, de smuts weg. Maar voor wie het nog niet was opgevallen: Julia’s is grotendeels groen. Dus de servetten van Julia’s zijn ook grotendeels groen. En ze geven af. Je kunt je vast een voorstelling maken van het eindresultaat.

Twee uur later aangekomen in een bovengemiddeld saai dorp moest ik nodig naar de wc. Ik had van alle spanning wat poepdrang gekregen. Gelukkig beschikte de stationsrestauratie – voor hen geboren na 2000: dat zijn de ‘stationshuiskamers’ – over een toilet. Ik ging vlijtig aan het werk en zocht na mijn verrichte arbeid naar het wc-papier. Dat bleek op. Ja ja, vrouwen staan erom bekend dat soort dingen van tevoren te checken en – in de meeste gevallen – ook alvast een stapeltje papier in de hand te houden. Wat dat betreft schaar ik mijzelf niet onder de ‘typische vrouw’.

Op een los velletje na dat op de vloer naast de pot lag en er gebruikt uitzag, zag ik in die hele ruimte verder niks dat op potentieel veegmateriaal leek. Er zat niets anders op dan mijn notitieboekje aan flarden te scheuren en de boel daaronder enigszins te deppen en fatsoeneren met A4-lijntjespapier. Dat boekje zat overigens in mijn rugtas, die op zo’n twee meter bij de toiletpot vandaan op de verschoontafel – want genderneutraal toilet, stond. De prop liet zich niet wegspoelen. ‘Jullie wc zit verstopt en het wc-papier is op’ meldde ik bij de kassamedewerker toen ik mijn weg vervolgde.

De rest van de dag heb ik met rauwe billen, een verdachte bruingroene veeg op mijn verder witte schoen en een uit elkaar vallend notitieboekje rondgelopen op een drukbezocht netwerkevenement. Behoorlijk schaamteloos. De dag leverde geen enkele lead op. Maar hé: wel weer iets om over te schrijven. Prima resultaat voor een verhalenbaas.

1 gedachte over “Stronteigenwijs”

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *