De mug – dag 1
Na een onwennige eerste dag lig ik vroeg op bed. Een eenpersoonsbed in een eenpersoonskamer met een schrijftafel, stoel, kledingkast en wastafel. Uitzicht over het kloosterterrein dat niet meer omhelst dan wat wandelpaden en een kapel, ‘nonnenvleugel’, begraafplaats, gastenverblijf en enkele zorgafdelingen. Ik ben ver weg van huis, moe en wil slapen. In mijn hoofd beleef ik meermaals opnieuw de dag voordat ik in slaap val. Enkele uren later wekt een mug mij. Hij steekt mij in drie vingers, onderbeen en linker bovenarm. Getergd knip ik meerdere malen het bedlampje aan en uit. Ik hoor hem wel maar zie hem niet. Uiteindelijk weet ik hem te spotten en sla hem dood. Met boven mijn hoofd een vieze rode vlek op het behang val ik in slaap.
De pannenkoek – dag 2
Ik ben geen veeleisende vegetariër en heb van tevoren doorgeven dat ik geen vleesvervanging bij de maaltijden hoef. Voor de zekerheid gaf ik door dat ik ‘gewoon’ eieren en zuivel eet. We eten hier tussen de middag warm. Drie gangen om half een ’s middags. Vandaag staat spinaziestamppot op het menu. Naast mijn bord wordt een afgedekte schotel neergezet. Ik til de deksel op en zie een pannenkoek. Naturel. Voor mij een aandoenlijke kennismaking met de Twentse welwillendheid om alles vreemd te vinden of te maken. Ik eet na een weinig vruchtbare schrijfochtend een koude pannenkoek met honing als toetje. Genoeg energie om ’s middags het gevecht met mijn writer’s block te hervatten.
De tweede mug – dag 3
Nu ik erachter ben dat de wifi op mijn kamer niet werkt, beloon ik mijzelf deze avond met de herhaling van DWDD via mijn persoonlijke hotspot. Ik val na vijftig minuten actualiteiten, discussie en slappe muziek voldaan in slaap. De nachtrust is van korte duur. Een mug meldt zich, vermoedelijk om zich te wreken. Ik word op drie verschillende plekken in mijn gezicht gestoken. De jeuk maakt mij wakker. Bedlampje aan en uit. Pats! Een tweede vieze rode vlek op het behang. Ik kom krabbend de rest van de nacht door en vrees voor het aangezicht morgen.
De weg kwijt – dag 4
In de middag maak ik samen met een andere schrijver uit de retraitegroep een fietstocht naar het nabijgelegen dorp. We huren fietsen tegen Twentse prijzen: tweeënhalve euro per stuk. De heenreis is gemoedelijk en gemakkelijk. In het dorp eten we appeltaart met zacht geworden bodem en bezoeken kneuterige musea. We maken praatjes met mensen en zijn blij er niet zelf te wonen. De terugreis eindigt in een kleine ramp; we verdwalen. Beter gezegd kiezen we tegen beter weten in voor een alternatieve route. Door eigen toedoen missen we de eerste helft van de broodmaaltijd en nemen genoegen met dat wat over is. De gefrituurde snacks zijn op.
Lekker frutten – dag 5
Ik ontdek dat ik een stadsschrijver ben. Inspiratie ligt voor mij niet in stilte en rust. Herrie en rotzooi, gekkigheid en interactie blijken voor mij noodzakelijk voer voor verhalen. Het fietstochtje van gisteren zet het een en ander in gang. Ook schrijf ik over vroeger. De eerste korte verhalen rond ik af. Er komen wat gedichten tussendoor. Mijn bundel begint vorm te krijgen. Ik typ tot ik kramp aan mijn vingers heb. Tussen de middag schep ik het toetje uit twee verschillende schalen op. Ik word erop aangesproken door een dame met kortpittig kapsel. ‘Waarom ik in al die schalen zit te frutten’. ’s Avonds draag ik in de groep voor uit zelfgeschreven werk. Het valt in de smaak en geeft zin om de hele nacht door te schrijven. Verstandig besluit ik na DWDD toch te gaan slapen. Het lukt.
De les – dag 6
Vandaag is de laatste dag. Lastig om te stoppen nu ik er net zo lekker inzit. Gelukkig heb ik deze week bekende schrijvers in interviews horen vertellen dat het goed is om op zulke momenten te stoppen. Je hebt zo de volgende dag altijd weer een draad om op te pakken. Ik weet nu al dat ik dat morgen niet zal doen. Desondanks houd ik het voor gezien en pak al vroeg mijn koffertje in. Mijn laptop met tien nieuwe korte verhalen en zes knetterende gedichten bovenop. De trein heeft drie uur nodig om mij vanhier thuis te brengen. Mijn bundel komt er, dat is zeker. In gedachten plan ik een volgende schrijfweek. In een stad of land met prikkels. Veel lawaai, stank, toestanden en mensen. Hoe meer, hoe beter.