Ik lijd aan slapeloosheid. Binnenkort mag ik op intake komen bij de dokter in de slaapkliniek. Sommigen vinden dat ik niet zoveel waarde moet hechten aan medische benaming en bemoeienis. Ik mag van hen niet blij zijn met een diagnose, want dat is zelfstigmatisering. Er zijn medici die van mening zijn dat wij het lijden zijn verleerd. Dat we tegenwoordig voor elke vraag en vlek naar een specialist rennen. En dat daardoor de wachtlijsten voor gespecialiseerde zorg zo immens zijn. Door ons geprotoprofessionaliseer slibben de poli’s en praktijken dicht.
Omdat professionele hulp uitblijft bij problemen die volgens medisch opgeleide slimmeriken vooral te maken hebben met het ontbreken van een ruggengraat, slikken tienduizenden mensen hun drol maar weer in en lopen inmiddels in een bijna vol gepoepte vieze broek. Een broek die prikt, plakt, schuurt, stinkt en anderen ver op afstand houdt. Uit pure nood doen de mensen die het lijden verleerd zijn een beroep op pseudo-oplossingen zoals tegen betaling leren de dingen te zien zoals ze zijn, zoals ze zich manifesteren. Met onmogelijk te beantwoorden vragen als ‘wat laat jouw probleem je werkelijk zien’ worden hulpvragers met een kluitje het riet ingestuurd. Want als dat probleem zich blijft voordoen, betekent het dat er nog veel te doen valt. ‘Denk nou eens na. Kijk nou eens echt. Wat symboliseert die ontsteking of ontremming nou echt?’
Ondertussen vervuil ik steeds meer. Mijn hoofd, mijn ziel, mijn lijf. De boel raakt verstopt. Als ik iemand iets hoor opperen dat ik allang heb afgevinkt op mijn oplossingenlijst, word ik nog wel eens geïrriteerd. Dan voel ik mij bijna schuldig dat ik mijzelf ook op een wachtlijst voor gespecialiseerde zorg heb laten zetten. Hoe durf ik, terwijl ik ook gewoon kan doen wat de leek mij adviseert. Oké, het is een beetje onaardig van mij om anderen leken te noemen. Zij hebben ook heus wel wat van Stephan Covey en Esther Perel gelezen.
Uiteraard heeft de buurvrouw, collega of het kind hetzelfde of nog veel erger. Als bij een wonder was er ook altijd iets dat hielp. Naalden in de derde teen van rechts aan de linkervoet laten zetten. Truffelthee drinken op de vijftiende dag na de laatste eisprong. Een maand lang de wekker om vier uur ’s nachts zetten, behalve bij volle maan. Dat alles onder begeleiding van een deskundige. Meestal is dat een gescheiden vrouw met een afschuwelijke ex, een voormalig directeur die zijn ‘ware ik’ tijdens een reis in Zimbabwe ontdekte of een computergenie die de gelijkenissen tussen NLP en javascript als bewijsmateriaal aandraagt in zo ongeveer elk kritisch gesprek.
Maar ik lig nog wakker. Ik weet inmiddels niet meer waardoor. Misschien zijn het de hormonen, is het ‘de leeftijd’. Mogelijk is het een bijwerking van medicatie die ik gebruik. Wellicht een psychologisch effect van een eeuwigdurende coronapandemie met bijkomend veranderd werk-, beweeg- en voedingspatroon. Het kunnen de herinneringen zijn, goede en slechte. Ideeën voor boeken die door mijn hoofd spoken. Van dat alles een beetje of heel veel.
Hoe dan ook kijk ik reikhalzend uit naar mijn intake bij de slaapkliniek. Gelukkig zijn er nog artsen die een slaapstoornis als gezondheidsprobleem zien en bij aanmelding niet beginnen over leren lijden, maar over leren leiden.
Laten we wat liever zijn voor hen die pijn hebben. Of die nu van lijf of leven komt.