In mijn dromen ben ik minstens duizend keer gestorven. Gevierendeeld, verbrand, neergestoken, te pletter gevallen, onthoofd, doodgereden, beschoten, gestikt, verdronken, gelyncht, opgehangen en leeggebloed. Ik heb gevoeld hoe kogels mijn lijf doorzeefden en diep vanbinnen hitte en pijn veroorzaakten. Ik heb ervaren hoe het is om het leven uit je longen te voelen lopen. Ik heb messen mijn lichaam voelen binnendringen en gutsend bloed gevoeld.
Ik heb doodsangsten uitgestaan, ben gevlucht en heb verstopt gezeten, mij uit volle macht verzet en met lege ziel overgegeven.
Voor mij is de nachtmerrie een indringer die zich niet laat buitensluiten. Hoeveel sloten ook; hij komt binnen. Na zon beetje alle beveiligingstactieken te hebben toegepast, leg ik mij erbij neer: ik heb nachtmerries. Dus laat ik ze komen, in de veronderstelling dat de lol ervan af gaat voor ze als ik ze leuk ga vinden. Met dat laatste ben ik fanatiek bezig.
In veel van de dromen ben ik slachtoffer. Niet verrassend gezien mijn pestverleden, lastige jeugd en het label PTSS. Hoewel ik mij in het echte leven behoorlijk heb weten los te weken van emotionele chantage, groepsdruk, passieve agressie en andersoortig gif, blijven de pijnlijke herinneringen en nogal complexe associaties in een stil hoekje zitten. Die komen wanneer zij dat willen. En dat kan dus op uiterst onhandige momenten zijn. Op een feestje bijvoorbeeld, of tijdens een overleg. Dan is het alsof iemand zijn vieze nagel in mijn littekens steekt en er als een razende in poert.
Terug naar die dromen. Ik houd ze in steekwoorden bij. Tienduizenden woorden zijn het inmiddels: een manuscript. Harde klappen, felle branden, zeemonsters, bombardementen, ontvoeringen, piemels met dierlijke snuiten, slachtpartijen, martelingen, vliegende draken en bijtende axolotls, bloot de straat op, diepe snijwonden, doodskisten, treinongelukken, afpersingen, verraad en bedrog, uitgestoken ogen, verkrachtingen, bezetenheid, slangen, amputaties, wapenhandel, implosies en explosies, dodelijke injecties. De hele wereld die vergaat.
Ik zocht lange tijd tevergeefs op internet wat al die smerigheid te betekenen had. Wat bleek volgens al die vage droombloggers en zweefvloggers? Mijn dromen hadden allemaal min of meer dezelfde betekenis. Hoe verrassend. Onverwerkt leed, oud zeer en een nieuw begin, diep gekoesterde verlangens en onuitgesproken wensen. Met zulke algemene verklaringen kan ik net zo weinig als met een incomplete wasmachinehandleiding. Het boek Herinneringen Dromen Gedachten van Carl Gustav Jung hielp nog enigszins: het was vooral een troostende gedachte om van zo’n gerenommeerd psycholoog te ‘horen’ dat het niet raar is om zo intens, zo filmisch te verwerken wat je bij je draagt: herinneringen.
Dus laat ik de nachtmerries hun werk doen. Roeren en poeren. Overhoop halen en omverblazen. Misselijk maken en aanjagen. Verwarren en vervloeken. Uitputten en verbazen. Beklemmen en met de grond gelijk maken. En mij vermoorden bovendien.
Maar ze doen meer dan mij moe maken; ze maken mijn leven overdag de moeite waard. Want nu ik de dromen accepteer – ‘laat komen’, probeer ik ze ook te koesteren. Er zitten immers behoorlijk vette verhaallijnen en wijze lessen bij, al zeg ik het zelf. En als het even niet lukt om ze te ‘laten zijn’, stap ik gewoon uit bed. Dan kijk ik midden in de nacht stomme tv, plaag ik de kat, lees ik wat op de wc, luister ik zachtjes naar muziek of schrijf ik. Over nachtmerries en dromen en hoe die steeds meer samenkomen.
Slaap lekker voor straks.