Leeg(te) achterlaten

“Wat doe jij nou” vroeg ik hem. De bovenbuurman stond in niets meer dan zijn onderbroek te stofzuigen. In mijn badkamer. Ik zat volop in een verhuizing en kwam nog even langs om wat spulletjes te halen. “Oh, ja. Hoi. Ik dacht: ik help je even.” Los van het feit dat ik hem nooit om hulp had gevraagd, maakte zijn felgele slip de situatie helemaal bevreemdend.

De bovenbuurman, met wie ik het trappenhuis en de overloop deelde, was een nogal vreemd figuur. Hij had een uitgebreide knuffeldierenverzameling en het luchtalarm als beltoon op zijn mobiel. Hij draaide minstens twintig keer per dag het liedje Nine Million Bicycles van Katie Melua (dat zeiknummer met die panfluit) en had stekeltjeshaar. Hij was zo rond de vijftig.

Mijn kat Pivo (moge zij in vrede rusten) scheet eens onder zijn bed. Overstuur kwam hij met zijn een meter brede schouders bij mij aan de deur. “Of ik ervoor wilde zorgen dat dat klotebeest nooit meer bij hem op de verdieping kwam.” Een vrij ingewikkelde opgave, aangezien we de trap en overloop deelden en ik mijn lieve poes natuurlijk nimmer van haar bewegingsvrijheid zou beroven. Niet lang hierna viel de punt van Pivo’s staart eraf. Het staartbeentje stak ontveld uit de grijze zwabber. Had op een onbewaakt moment ‘tussen de deur gezeten’. Nou, niet bij mij. Regelrechte wraak was het, als je het mij vroeg.

Ik voelde mij vaak eenzaam in dit huis. Ik kwam rechtstreeks uit een -bijna- zesjarige relatie en een koopwoning gerold en was weer op mezelf aangewezen. Alsof dat nieuws was. Uit pure verveling kocht ik tientallen dvd’s en een PlayStation. De eenzaamheid dreef mij tot ongezonde onenightstands en bizarre vriendschappen. Contacten die aan elkaar hingen van gif. Het was de pure commodificatie van mijn levenspijn. 

Het appartement was gemeubileerd aan mij verhuurd, wat betekende dat ik tussen spullen leefde die niet van mij waren. Jaren eerder had de zus van de vreemde bovenbuurman hier ook gewoond; in de kast lagen nog wat van haar oude thee- en handdoeken met tulpen en koeien erop. Ik liet die kast het liefste dicht. Zelf zat ik ook behoorlijk op slot. Ik wist ruzie te maken met mensen die dit doorhadden.

Na twee jaar verhuisde ik. Niet zozeer omdat ik mij hier eenzaam voelde. Nee, ik verhuisde omdat mijn kantoor en complete ‘caseload’ cliënten zo ongeveer om de hoek belandden in de maatschappelijke opvang, die daar werd geopend in een oud bejaardentehuis. Collega’s maakten wandelingen met de mensen in mijn straat. Als ik toevallig net aan kwam fietsen, wat iedere dag meermaals gebeurde, wees de collega in kwestie vaak snel de andere kant op om de cliënt af te leiden. “Kijk daar, een vogel!”

Het was op de dag dat ik nog wat klein spul ophaalde toen ik de bovenbuurman in mijn badkamer trof. Het was zomer, het regende, ik stond met mijn fietstas in de hand. Ik kon mij op geen enkele manier voorstellen dat hij dit deed vanuit goedbedoelde motieven. Mijn douche was groter dan die van hem, dat was de reden. Zijn piepkleine douche zat in zijn keuken, dat was ook een reden. Zijn knalgele onderbroek zette hem ertoe aan. Ook dat kon de aanleiding zijn. Maar de meest aannemelijke motivatie voor hem om schaars gekleed mijn badkamer te stofzuigen (met zijn stofzuiger, die van mij was al verhuisd) was echter: eigen gewin.

Hij was bezig zijn verovering ritueel te reinigen, want een andere reden om in je bijna-blootje als alfamannetje schoon te maken in ándermans huis kon ik niet bedenken. Ik verstoorde zijn moment. Ik betrapte hem op de naakte waarheid. Ik voelde me een insluiper in mijn eigen leven, mijn eigen huis. Hij had opeens geen grote bek. Hij maakte er een grapje van. Hij stamelde, struikelde, schrok en droop af.

Drie dagen later leverde ik de sleutels in. Ik was weer een verhuizing rijker en een illusie armer.  Beter een goede buur dan een verre vriend? Nou, doe mij dan maar een verre vriend. Die staat niet plotseling in zijn ondergoed in je badkamer. Tenzij je hem te logeren hebt natuurlijk. Maar dat is een heel ander lekker kort verhaal.

Vergeet je badkamer niet te stofzuigen!