Het boomklevertje zat roerloos op de stoep en keek me aan. ‘Wat is er aan de hand?’ vroeg ik de vogel. Ik zag geen bloed of kromme poot. Misschien was het diertje uit de boom gedonderd. Vrij onhandig voor een klever, maar het gaat bij iedereen wel eens mis. Op het moment dat ik mijn handen uitstak om de knapperd voorzichtig op te pakken, was de vogel gevlogen: weg, de struiken in. Ik bleef gedesillusioneerd achter. Mag ik nou verdomme ook nog eens een goede daad verrichten?
Rijpe avocado
Ik ben ver voorbij de gatver en godver van corona. In de supermarkt is het alweer lange tijd vechten om de laatste rijpe avocado. De treinen rijden gewoon met vertraging. De pakketbezorger komt nog steeds na zeven uur ’s avonds aan de deur, en uiteraard precies op het moment waarop ik zit te kleien. Tijdlijnen vol wang-tegen-wangfoto’s en knuffelende singles die met elkaar op ‘glühweindate’ zijn. Gelul over het narcisme van Trump. Televisiespotjes met uitgehongerde kinderen en mishandelde ezels. Vertrouwde beelden, niks nieuws.
Onbenullig, ik weet het
Het zijn onbenullige dingen die ik mis, dat weet ik. Ik mis de feesten met dreunende vloeren, zwaaiende armen en zwetende plafonds. Dronken in de eerste trein naar huis zitten. Uit de school klappen tijdens een borrel, want, nou ja, goede wijn is verdomd lekker. Uren struinen in de boekwinkel en dan met drie nieuwe boeken thuiskomen die ik een jaar later nog niet gelezen heb. Kleren kopen bij de kringloopwinkel, om er vervolgens thuis achter te komen dat ze me echt niet staan en ze nog meuren ook.
In mijn eentje in de bioscoopzaal zitten, om tien uur ’s ochtends of juist ’s avonds laat. Een stevige Thaise massage halen. Aan mijn haren laten frutten door de kapper. Bij toeval een cadeautje vinden voor iemand die helemaal niet jarig is. Reizen, al is het in mijn eigen dorp. Per ongeluk expres tegen iemand aanbotsen omdat ik het een knappe verschijning vind. Sterke verhalen uitwisselen met de psychiatrie-collega’s. Op pad zijn. Rituelen. Blikken en blozen. Patat halen omdat ik het te druk voor de boodschappen had.
Goede daad
Maar wat ik het meeste mis is het verrichten van een goede daad. Een mens of dier het leven redden. Niks is publiekelijk stuk tegenwoordig; alles zit verstopt achter de lockdown en de avondklok. De buren kwijnen weg en meer dan soep kan ik ze niet geven. De cliënten uit de zorg raken verwaarloosd maar iets anders dan woorden geef ik ze niet. De eenzaamheid neemt toe, terwijl mijn hoofd ervan overstroomt. Huishoudens spatten uit elkaar van ellende, en ondertussen liggen wij ter ontspanning op de bank te netflixen. Kinderen zijn verdrietig en ik hoor ze alleen maar buiten janken. Ik weet het, maar ik kan niks.
En terwijl we ons zo opwinden over jongeren die zich na negenen misdragen, vallen er ongezien vogeltjes uit de boom.
Ik spaar de liefde op voor later. Want ooit komt dat moment waarop ik weer geven kan. Wat verlang ik daar naar. Spaar jij ook?