Jongerentaal voor nitwits

Een willekeurige dag op een willekeurig station in Noord-Brabant. Oké, station Eindhoven om precies te zijn. Ik loop de centrale hal door en beland in een wereld die nog het meest lijkt op die uit een flauwe Nederlandse actiekomedie. Na een kwartier rondhangen in en om het station heb ik tientallen nieuwe woorden geleerd en weet ik weer waar de jeugd van tegenwoordig mee bezig is. 

Ik wil xtc poppen en een neger neuken“. Ik weet niet zeker of ik het goed versta en het meisje tegen wie dit gezegd wordt, volgens mij ook niet. Hierom herhaalt het grietje het nog maar eens, deze keer harder. Ze is opmerkelijk koud gekleed; het is een graad of dertien. Er schiet een bejaard echtpaar voorbij dat van gekkigheid niet weet waar het kijken moet. Of oprecht geen idee heeft waar dit over gaat. De meisjes staan met hun mobiele telefoon in de hand naar muziek te luisteren. Via de speaker klinkt iets van Lil Kleine: het gaat over haat, papa en zes shows per dag. Ik denk terug aan de jaarlijkse talentenshow op mijn middelbare school. Ik deed er nooit aan mee. De meisjes duwen hun smalle heupen van links naar rechts. Het ziet er houterig uit.

Even verderop besluit ik een espresso te halen en loop de AH To Go binnen. Daar beland ik in een korte rij, achter een alternatief ogende jongen met een veel te dure fiets aan zijn hand. “Die rave was echt kankervet“. Een rave? Ik dacht dat dat iets was uit de jaren 80. Ik denk bij dit woord aan lange dreadlocks, dansen op blote voeten, psychedelische trance en vooral aan mensen die toen al te oud maar ‘zo lekker jong van geest’ waren. De jongen vervolgt zijn luisterrijke verhaal: “Ik ben gestopt met fietstechniek en nu is alles chill. Ik hang elke dag bij die boy. Hij is van een tot zes djongo aan het draaien“. Het meisje naast hem lijkt niet goed te weten hoe te reageren en mompelt iets als ‘dik’ en ‘dope’. Het klinkt voor geen meter.

Met mijn dubbele espresso in de hand – een enkele voldoet na zoiets niet meer – pak ik de vrije plek op het bankje buiten, in de slappe lentezon. Vanuit mijn ooghoek zie ik iets aan komen strompelen. Het hinkt en trekkebeent. Eerst zie stralend witte Timberlands (zijn die net gepoetst?) met iets dat verdomd veel lijkt op verhoogde hakken. Daarboven een bizar strakke spijkerbroek die, ondanks een grote riem met glimmende gesp, niet veel hoger dan op dijbeenhoogte hangt. Knijpt deze jongen zijn drol af? Heeft hij aambeien?  Een vergroeide voet? Spierpijn? Wat gebeurt daar voor ongemakkelijks? Maar hij lacht erbij en ontbloot daarmee een gouden hoektand. Hij begroet zijn ‘matie’ – vast niet zonder toeval ook daar – met een ‘handshake’ die minstens tien seconden duurt. Hij maakt geen ongelukkige indruk. Toch oogt de situatie onpraktisch.

Naast mij op de bank is een stelletje komen zitten. Een jongen en meisje in de late adolescentie. Ze discussiëren over etnisch profileren. Zij vermoedt omkoperij door de Russen, via Amerika, misschien ook met de Koreanen samen. Het klinkt alsof ze verschillende nieuwsberichten met elkaar verwart. Ze weet niet goed hoe en waarom, maar ze zag het laatst op tv. “En wij maar betalen, snap je?“. Hij volgt haar niet en probeert het bij zijn eigen dagelijkse praktijk te houden. “Ik word vaak gezien in omgevingsfactoren” zegt de jongen, waarbij hij een toch wel behoorlijk serieuze blik werpt op het flesje Aloë Vera Drink dat hij vasthoudt. Het meisje lijkt er niet zeker van te zijn of haar vriend nu iets waardevols zegt, of juist iets onnozels. Ze begrijpen elkaar niet. Zij zucht. Hij laat een boer.

Wanneer ik de woorden herhaal in mijn hoofd, besef ik dat ze krachtig zijn. ‘In omgevingsfactoren gezien worden’. Dat klinkt sociologisch. Ik probeer me voor te stellen hoe dit werkt. Mensen hebben dan dus een beeld van mij, via factoren waar ik zelf geen invloed op kan uitoefenen. Ik ben bijvoorbeeld erg aardig omdat er meer sociale woningbouw in de regio wordt gerealiseerd, of omdat er minder praktiserend christenen binnen mijn gemeente zijn dan vijf jaar geleden. Of ik ben aantrekkelijk omdat vrouwen van mijn leeftijd meer witte driekwart leggings zijn gaan dragen en het gemiddelde gewicht van een volwassen vrouw met drieënhalve kilo is toegenomen. Dat vind ik best tof: niet gezien worden zoals ik ben, maar zoals het met onze samenleving gesteld is.  Het klinkt fijn.

Nou ben ik ook jong geweest. Ik probeer heel hard om me voor de geest te halen hoe het toen was. Ik zie grote emmers voor me, waar ik in spuugde omdat ik graag beweerde dat ik op mijn zestiende goed tegen sterke drank kon. Ook zie ik sigaretten, jointjes, geverfde haren, gebleekte broeken en sieraden voor me. Heel veel sieraden. En zwarte nagellak op mijn afgekloven nageltjes. Vechtpartijtjes tussen sporters en alto’s. Schakelbrommers en scooters. Omafietsen, pilotenjassen, ruiten en krakelingen. T-shirts met opdrukken die overmatig zweten veroorzaken. En als ik echt goed mijn best doe, weet ik nog wat vieze woorden uit die tijd. Kut, klote, pies, stront. Mongool, lul, aso, shit. Trut, eikel, hoer, klootzak. Doos, godverdomme en Jezus. En naarmate ik meer in de songteksten van de stevige grunge en hiphop duik, ook ‘fuck’ en ‘bitch’. Verder kom ik niet. Ik voel me oud. Zeker hier in Eindhoven.

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *