“Ja, maar”

“We zien het je helemaal doen, maar nemen je niet aan.” Hoezo laat je mij deze klus dan niet klaren? “Je bent niet echt lelijk, maar ik val niet op jouw soort uiterlijk.” Oh, dus je wijst me af? “Ik ben helemaal niet racistisch hoor, maar buitenlanders trekken gewoon allemaal een uitkering.” Wat zeg je dan eigenlijk? ‘Maar’ is raar. Het woord ontkracht, ontkent, ontmoedigt, devalueert, verdraait en breekt iedere vorm van eerlijke communicatie af.

Excuuswoord

‘Maar’ is een excuus om lelijke dingen te zeggen. Dingen die je zogenaamd niet meent of heel anders bedoelt. Waarom zeg je het dan zo? Je zou het woord ook achterwege kunnen laten. Een simpel ‘nee’ kan ook. Laat al die tijdrekkerij en dat kontgedraai achterwege. Het is angst. Trek die excuuskaart nou eens niet. Houd het constructief. Als iemand iets zegt wat (nog) niet strookt met wat jij wilt, is dat niet meteen een probleem, toch?

Spreek je uit

Zeg dát dan. Spreek uit dat je er anders over denkt. Geef aan dat jij je er niet goed bij voelt. Laat andermans incasseringsvermogen buiten beschouwing. Blijf bij jezelf. Niks is 100% zwart of wit. Dat jij het lastig vindt om een direct of duidelijk antwoord te geven, is niet de tekortkoming van een ander. Het is ook niet de jouwe. Het is gewoon een feit dat wij mensen kunnen verschillen van mening en het ingewikkeld vinden om dat uit te spreken. We vinden het moeilijk om de ander teleur te stellen, terwijl we dat met al die ‘mitsen en maren’ juist voortdurend doen.

“Ik wil wel, maar ik kán het niet.” Dat hoef je niet te zeggen. Waarom moet je alles kunnen? Ik kan en wil ook niet alles. Vraag mij bijvoorbeeld niet om iets te ‘visualiseren’. Ik word er spontaan misselijk van. Eh, moet ik dat dan met potlood doen, of met een kleurstift? Alhoewel mijn fantasie rijk is, kan ik geen klote met het maken van een mindmap of moodboard. “Mogen het ook gewoon woorden zijn?” vraag ik dan. En daar raak ik de gevoelige snaar: ‘gewoon’.

De alleskunner/-weter bestaat niet

Woorden zijn niet gewoon. Beelden ook niet, evenals dat er bij gedachten en gevoelens geen ‘normaal’ bestaat. Iedereen heeft zo zijn eigen manier om ergens vorm aan te geven. Dat ik soms in allerijl onhandige offertes opstel, betekent niet dat ik geen goed schrijfwerk lever. Hele slimme economen kunnen rampzalig zijn in hun taalgebruik en sommige Neerlandici zijn bepaald niet communicatievaardig. In de psychiatrie werken ook mensen die zelf beschadigd zijn en doorgewinterde verkopers staan als klant opmerkelijk vaak te klungelen in de supermarkt. Een timmervrouw kan alles repareren behalve haar eigen hart en een leerkracht weet geregeld niet waar hij in vredesnaam de wijsheid moet zoeken.

Een nieuwe optie: toegeven

Als kind wilde ik erbij horen. Gewoon zijn. Meedoen. Geen speciale behandeling krijgen. Opgaan in de massa. Het spel diende gespeelde te worden: inschikken of opgeven. Ondertussen schreeuwde mijn hart: ‘Zie mij!’ En ik voelde mij eenzaam. De ambivalentie was groot. Ik dacht lange tijd dat wie onzeker is, slechts een paar opties heeft: afketsen, afzeiken of terugkaatsen. Ik voeg daar tegenwoordig graag een vierde mogelijkheid aan toe: toegeven.

Maar? Nee!

Geef eens wat vaker toe dat iets wat met je doet. Dat dat wat de ander zegt, jou aan het twijfelen brengt of aan het denken zet. Dat jouw mening nooit de enige waarheid is. Er zijn altijd meer opties. Naast voor en tegen en ja en nee, bestaat er ook nog zoiets als eerlijke stilte. Noem het bedenktijd, rust, reflectie, introspectie, een time-out.

Alles is goed, behalve ‘maar’. Wie dit woord gebruikt, haalt alles onderuit. Het hoeft niet. Het kan anders. Een suggestie: zeg het niet. Kies liever voor iets dat opbouwend, opbeurend en uitnodigend is. Vraag je af waar jouw weerstand of achterdocht vandaan komt en houd gewoon even je mond. Of vráág ernaar. Daar is niks mis mee.

Ga eens bij jezelf na: wanneer zeg jij ‘maar’? Kun je hier ook een ander woord gebruiken?