Mijn christelijke opvoeding ging niet veel verder dan de doop – Maria is mijn tweede naam, een katholieke basis- en middelbare school, de eerste communie en nogal saaie diensten tijdens Pasen en de kerstdagen. Alhoewel hosties eten een feestje leek, ging de lol van het ritueel ervan af na tientallen van die droge, smakeloze schijfjes. Ook begreep ik niet goed waarom er oorlog en discriminatie bestond terwijl ‘onze’ kerk enkel over schuld en schande sprak. Ik werd een twijfelaar.
Geloof
Door een korte maar intense vriendschap met een gelovig meisje – ze was gereformeerd en deed aan ‘in de geest vervallen’, heb ik een poos geprobeerd zin en wijsheid uit de Bijbel te halen. Met gezonde tegenzin. Het werkte niet. Ik gleed af naar iets dat verder ging dan sarcasme. Wat mij betreft waren de schrijvers van het heilige boek vooral goede storytellers. Die vieze leren boekomslag, het flinterdunne papier; met de Bijbel was het voor mij vanaf mijn 15e helemaal gedaan.
Ik zocht mijn heil in andere zaken. Muziek, liefst zo donker en somber mogelijk. Roken – zowel shag als wiet. Alcohol, ook al kon ik daar als puber, natuurlijk, niet goed tegen. Liever was ik dronken en stoned dan dat ik last had van dat knagende, lege gevoel, wat later eenzaamheid bleek. Ik had op school een inzet van likmevestje. Toetsen sloeg ik over, huiswerk maakte ik niet meer. Wel legde ik een verzameling lege sigarettendoosjes aan, en kalkte de (ooit roze) muren van mijn zolderkamer vol met teksten van Pearl Jam en The Doors. Het ging van kwaad tot erger.
Hoop
De ouders van mijn vriendje namen mij in huis; thuis was het inmiddels niet meer vol te houden. Ik was een dolende ziel in een kinderlijf. Een jong vogeltje met een donzig verendek. Een bijtende hond zonder tanden. Grote mensen maakten zich zorgen om mij. Zelf was ik voornamelijk bezig met de angst voor de langetermijngevolgen van mijn impulsieve beslissingen. Ik was littekens aan het maken die ik nooit meer zou kunnen bedekken. Krassen op mijn verleden en op mijn toekomst. Er was in deze tijd niet veel wat mij hoop gaf, maar als ik het ergens uit putte, dan was het wel de droom om ooit geroemd te zijn om mijn schrijfwerk. Ik ging zonder diploma van school af.
Het niet afmaken van de middelbare school leidde tot hele andere ontwikkelingen, praktische, namelijk die richting de zorg. Jaren heeft mijn liefde voor literatuur en auteurschap verstopt gezeten onder een dikke laag poep, pies, luiers en laxeerdrankjes. Wat ik schreef, ging over cliënten. En over mijn persoonlijke ontwikkeling als ‘professional’.
Liefde
De liefde bracht mij het schrijven terug. Via de berichtenoptie van het verder tamelijk trage en omslachtige EPD-systeem stuurde ik een van mijn latere liefdes verhalen. Gedichten, groot en klein. En toen die liefde voorbij was, begon het echte werk. Een eigen blog, korte verhalen, artikelen voor digitale tijdschriften. In werkelijk ieder werk stonden typ- en spelfouten, hoe opmerkelijk ook. Ja, daar ben ik gewoon eerlijk over: jarenlang schreef ik zonder er met mijn hoofd bij te zijn. Ik probeerde indruk te maken in plaats van een goed verhaal. Dat betekende dure woorden en lange zinnen. Zelfs clichés.
Hij heeft het nooit letterlijk gezegd, maar mijn huidige liefde heeft mij gemotiveerd om schrijver te worden. Zijn advies hiertoe gaf hij altijd tussen de regels door. ‘Misschien moet je heel ander soort werk gaan doen’ zei hij dan, nadat ik vertelde dat ik tijdens een huisbezoek een pistool op de salontafel had zien liggen. Vaak heb ik het idee dat hij mijn verhalen niet leest en dan plots: ‘Dat fragment uit jouw blog heeft mij echt aan het denken gezet.’ Ik ben door hem gegroeid. Van een rommelzolder naar een penthouse met uitzicht op het complete plaatje.
Ik ben gaan houden van mijn leven en mis het vroegere niet. Dat was een leven vol onrust en vluchtgedrag. Ruzies en frustraties. Psychische pijn en lichamelijk ongemak. Ja, de ellende stroomt nog geregeld uit alle poriën, maar schrijven is mijn zweten. En niks lekkerder dan een lauwwarme douche voor natte plakbillen. Dus zet ik tegenwoordig iedere dag de kraan open met een rustig gevoel: het is goed zo. Ik ben in de ogen van een ander wellicht een vreemd mens; zelf weet ik het beste wie ik ben. Een geboren schrijver.