Er zit eenzaamheid in onze flat. Boven en onder ons. Ik zie het gebeuren. Het bestaat.
Aan het begin van de galerij woont Klaas. Hij en andere bewoners aan die kant van de flat worden volgens sommigen geterroriseerd door de buurman daar. Hij zou vernielingen plegen. Niet goed in zijn hoofd zijn. Halverwege woont Piet met zijn partner. Er komt huishoudelijke hulp bij hen over de vloer. De woning staat vol met spullen, ze hebben een hond en een kat en de vloer is kaal. Als de hulp is geweest, staan er minstens vijf volle vuilniszakken voor de deur. Ik adem altijd even door de mond als ik voorbijloop.
Ambulance
Ertussenin woont Anneke. Zij verloor haar man vorig jaar. Hij overleed thuis. We zagen de ambulance komen, en gaan. Nu komen misschien wel dezelfde broeders geregeld voor Jan van verderop: hij heeft het aan zijn hart. En ook voor Frida rijden ze met regelmaat de straat in. Frida ‘valt’ nog weleens. Reden onbekend. In de negen jaar dat wij hier wonen, heb ik zelf slechts één keer getwijfeld over het laten uitrukken van een ambulance: mijn teerbeminde had erg diep in zijn vinger gesneden en ik werd er naar van.
Heen en weer
Sonja loopt dagelijks voorbij. Meerdere malen per dag. Sonja heeft een alcoholverslaving – maak ik op uit zintuiglijke waarneming – en haalt haar ‘benodigdheden’ op gezette tijden, op steeds wisselende plekken. Als ze ergens gistermiddag al een fles heeft gehaald, slaat ze het adresje vandaag even over. Onder haar woont Sjaak met zijn pitbull. Net als wij, woont Sjaak er al ‘vanaf het begin’. Hij rijdt rond op een scootmobiel en schijnt drugs te gebruiken. Hij heeft in ieder geval veel aanloop.
Uitgelaten
En dan is er het afgebrande, dichtgetimmerde appartement beneden. In de fik gestoken door de bewoner zelf. De Poolse aannemer die ernaast woonde is alweer weg. Hij trok dit soort ellende niet en stond zich er buiten vaak over op te winden. De Engelse buurvrouw van boven liet zijn teckel regelmatig uit. Dat hoeft nu niet meer; ze wandelt enkel nog met de hond van de buurvrouw die door een ziekte niet goed meer kan lopen. Ik weet niet zeker of ze er nog is.
Onder de mensen
Tussen, onder en boven ons wonen eenzame mensen. Eenzame mensen die de radio hard aanzetten om de stilte te vermijden. Eenzame mensen die de gordijnen dicht laten en de stroom van de voordeurbel hebben gehaald. ‘Er komt toch nooit iemand.’ Eenzame mensen die alles hebben en helemaal leeg vanbinnen zijn. Eenzame mensen die zich opofferen voor een ander, en er zelf een chronisch tekort aan affectie aan overhouden. Iets met het kortste eind.
Lief
Er zit eenzaamheid in onze flat. En nu we dit weten – open en bloot – gaan we er wat aan doen. Een praatje maken. Boodschapjes doen. Samen vieren. Hond aaien. Vuilnis wegbrengen. Filmpje. Deur openhouden. Aan tafel. Blokje om. Elkaar een goed weekend wensen. Stuk fietsen. Geintje uithalen. Spullen weggeven. Straatje schoonvegen. Raakvlakken zoeken. Op de koffie. Kat verzorgen. Bloemetje. Een oogje in het zeil houden. Lief zijn.
*Alle namen zijn gefingeerd, want hé: zo ben ik dan ook wel weer.